Voorwoord

De ondiepe ondergrond in Nederland bestaat grotendeels uit zand, klei, veen, leem en grind; alleen in Zuid-Limburg en oostelijk Gelderland worden vaste gesteenten aangetroffen. Dit woordenboek bevat de namen en omschrijvingen van deze grondsoorten en daarvan vervaardigde grondstoffen, inclusief de belangrijkste geïmporteerde materialen. Het gaat om termen zoals gebruikt door geologen, bodemkundigen, mijnbouwkundigen, civiel ingenieurs, aannemers, landbouwkundigen, producenten en leveranciers van bouwstoffen en – niet te vergeten – in de volksmond. Het woordenboek bevat vrijwel alleen stofnamen. Algemene geologische en bodemkundige begrippen zijn alleen opgenomen als dit voor het begrip van het overige noodzakelijk werd geacht. Het zal niemand verbazen dat er, gezien het ruime voorkomen en de vele toepassingen, in het Nederlands met name veel zandtermen bestaan. Hiervan zijn er 260 opgenomen, overigens inclusief een aantal niet-natuurlijke zanden. Verder zijn er 115 soorten grond en 75 soorten klei beschreven. Er is een beperkt aantal Vlaamse termen opgenomen, bijvoorbeeld in het geval van in België geproduceerde grondstoffen die ook in Nederland verhandeld worden. Hier pretenderen wij geen volledigheid (en staan open voor suggesties van Vlaamse collega’s). Van bodem- en grondsoorten wordt, voor zover relevant, vermeld of deze volgens nu gangbare classificaties gebruikt kunnen worden.